Hebben wij zwerfkinderen in Nederland?
Ja die hebben we. Onze zwerfkinderen zijn echter in tegenstelling tot landen in Azië of Zuid-Amerika, onzichtbaar. Het zijn dan ook geen vervuilde wezen, of bedelende oorlogskinderen. Ze zien er net als jij en ik ‘normaal’ uit. Je ziet ze zelfs in de laatste mode. Ze hebben mobieltjes, sportclubs, gaan gewoon naar school, hebben familie en twee huizen. Twee huizen?
Ja. Tot zover lijkt er dus niks mis met die kinderen. Ze zijn rijkelijk bedeeld.
Wie zijn die zwerfkinderen?
Een zwerfkind is uiteraard weer een door mij bedachte term voor de groep jongeren die tussen hun vader en moeder forenzen. Ze staan beter bekend als ‘het kind van de rekening’. Ze betalen een emotionele rekening en zijn zich daar doorgaans niet van bewust.
Wat is het effect van een scheiding op een kind?
Daar valt niet zo een, twee, drie, een antwoord op te geven. De effecten variëren. Ze zijn afhankelijk van verschillende factoren. Ik ga in deze blog uit van de nadelige effecten. Waarbij ik direct ook de kanttekening wil plaatsen dat het opgroeien in een gezin met ruziënde en van elkaar vervreemde ouders, ook grote psychische gevolgen voor de ontwikkeling van een kind kan hebben. Vergelijkbaar met die van een kind van gescheiden ouders. Dus dit is een geen promo-praatje voor het ‘bij elkaar blijven voor de kinderen.’
Leven vanuit een rugzak
Veel van de zwerfkinderen hebben een rugzakje en dat bedoel ik heel letterlijk. Ze hebben daarin hun schoolspullen en uiteraard hun mobiele telefoon. De rest van hun spullen ligt verdeeld over twee huizen. Forenzen betekent organiseren. Deze jongeren hebben geluk als ze goed georganiseerd zijn, dat voorkomt een hoop stress. Je zal maar je wiskundeboek bij pa hebben liggen terwijl je bij ma zit en morgen het wiskundeproefwerk is.
Los van wat organisatiestress, zeker in die gevallen waarbij je ouders op enige afstand van elkaar wonen, is er ook de stress rondom regels. Bij wie gelden welke regels en afspraken? Dat moet je naast al je huiswerk, je social media, de laatste mode en trends en je sociale onzekerheid ook nog eens allemaal bijhouden. Was het nu mama die wil dat ik mijn schoenen niet naast de voordeur zet, of papa, of de nieuwe vriendin van papa?
Je aanpassingsvermogen wordt als zwerfkind danig op de proef gesteld. Je wisselt van huis, van bed, van eetgewoonten en leefgewoonten. Daarnaast krijg je dan ook nog eens te maken met nieuwe partners en eventuele inwonende kinderen uit eerdere huwelijken. Dit alles vraagt enorme flexibiliteit van hoofd en hart en dat doorgaans op een leeftijd die, want veel scheidingen vinden plaats op een leeftijd dat het kind net de puberteit ingaat, al bol staat van de innerlijke veranderingen en onzekerheden.
Geen thuis meer
Een zwerfkind dat in het oorspronkelijke ouderlijk huis kan blijven wonen, al is dat misschien deeltijds, is een relatieve geluksvogel. Het heeft in elk geval nog een factor in zijn leven waaraan het gehecht kan blijven. Twee nieuwe huizen vraagt niet allen meer aanpassing maar ook het verlies van een vertrouwde basis. Misschien denk je dat de hechting aan ouders toch intact blijft ondanks de scheiding en dat dit het belangrijkste in een kinderleven is. Ja, de hechting is essentieel. Een kind hecht zich aan –hopelijk- elke ouder, maar ook aan eventuele broers en zussen en daarnaast aan het idee onderdeel van een gezin te zijn (en aan zijn kamer, het huis, de buurt, school). Op al die factoren kan het dus iets kwijt raken. Wat een rekening om te betalen!
Twee kampen en de gevolgen
Soms leidt een scheiding letterlijk tot een splitsing van het gezin in twee kampen. Het vader- en moederkamp. Kinderen kunnen zowel om praktische als emotionele redenen in een kamp worden geplaatst. Uiteraard is in de meeste gevallen wel een (weekend)regeling getroffen. Er is soms sprake van een ‘hoofd’-opvoeder en een ‘verwen’ of ‘moetouder’. Met een verwenouder bedoel ik de ouder die de kinderen af en toe in het weekend heeft en dan in twee dagen zijn/haar schuldgevoel probeert te sussen door overal ja op te zeggen. Met een ‘moetouder’, bedoel ik de ouder waar kinderen heen gaan omdat het nu eenmaal moet. Klinkt niet sympathiek, ik weet het. Het is de ouder waarmee ze vaak al een wat mindere hechting hadden, een ouder die zich misschien ook wat moeilijker aan de kinderen kon hechten (een feit dat een beetje in de taboehoek zit).
Soms leiden twee kampen tot het verlies van broers of zussen. Soms leiden twee kampen tot het verlies van juist de ouder waarmee ze de meest hechte band hadden. In elk geval leiden twee kampen tot het verlies van het ‘idee’ tot één gezin te behoren. Dit verlies is het grootst als de kampen elkaar bestrijden en het respect tussen de ouders is opgedroogd. Een kind kan hierdoor het gevoel krijgen ‘ongewenst’ te zijn. “Want als mijn ouders niet meer van elkaar houden, hoe kunnen ze dan van mij houden? Ik ben immers de helft van beide.” In deze situaties kan een ouder zijn kind kwetsen door te zeggen: “Jij bent sprekend je …!”
–Des te onveiliger de thuissituatie na de scheiding des te groter de gevolgen voor de veilige hechting van een kind-
Een ouder die niet langer beschikbaar is: door een verhuizing, een nieuw gezin, door eigen emotionele problemen, of het najagen van eigen behoeften, vormt een bedreiging voor de hechtingsrelatie van het kind. Deze hechting is van grote invloed op het zelfbeeld, de emotionele weerbaarheid en het vermogen tot het aangaan van relaties. Kortom de ontwikkeling van een kind.
Het zwerfkind als ouder
Kinderen worden doorgaans aan de moeder ‘toegekend’. Dit kan wenselijk zijn maar dat hoeft niet. Er zijn ook incompetente of kwetsbare moeders die het (emotioneel) alleen niet kunnen rooien. Ze krijgen de scheiding niet verwerkt, vervallen misschien in verslaving, depressie, promiscuïteit of in kwaadsprekerij: “Die … van een vader van jou”. Daarnaast zijn er kwetsbare en zichzelf verwaarlozende vaders. Ze wonen alleen, vervuilen, zonderen zich af, grijpen naar de fles, en staren uren zwijgend naar de TV, afgewisseld met een woedebui over: “Die … van een moeder van jou”.
Het zwerfkind krijgt in die gevallen er een taak bij. Namelijk: die als ‘verzorgende ouder’. De rollen worden omgedraaid. Ze piekeren over het ‘geluk’ en de ‘geestelijke gezondheid’ van die ouder, in plaats van over zichzelf (en dat is wat een puber eigenlijk behoort te doen; zich druk maken over zichzelf). Vaak cijferen ze zichzelf weg. Houden problemen voor zich, bieden praktische en emotionele steun, soms door bij de ouder in te trekken en blijven in het ergste geval over de kwetsbare ouder waken, in plaats van met hun vrienden de hort op te gaan en hun eigen ‘geluk’ te gaan zoeken.
Het zwerfkind als rechter
Over het zogenaamde loyaliteitsconflict waarin kinderen van gescheiden ouders kunnen geraken (en ook de kinderen van ruziënde, getrouwde ouders) is al heel veel geschreven. In een situatie waarbij een of beide ouders strijden om het begrip en de emotionele ‘trouw’ van het kind betaalt het kind opnieuw de rekening. Een kind kan niet beslissen wie gelijk heeft en wie ongelijk. Niet als kind en niet als volwassene. Afgezien van het feit dat: ‘waar twee vechten er twee schuld hebben’, is een kind te emotioneel afhankelijk en verwerven met zijn ouders om die keus te maken.
–Wijs jij je ouder af, dan wijs je een stuk van jezelf af!- Althans zo voelt dat nu eenmaal, ook al ben je altijd meer dan de som der delen. Je bent niet je vader, je bent niet je moeder, jij bent JIJ!-
Het zwerfkind als Remi
En als op een goede dag, je vader of moeder een nieuwe geliefde vindt, ben je dan gelukkig? In sommige gevallen kan dit inderdaad een helend effect hebben. Vooral als die nieuwe partner een soort van ‘ouder’ voor het kind kan zijn waaraan het altijd al behoefte had. Een ‘vader’ die wel complimenten geeft, een ‘moeder’ die wel luistert.
Zit een kind nog vast in een loyaliteitsconflict dan is het juist extra pijnlijk als de ene ouder met zijn leven (en nieuwe liefde) doorgaat terwijl de andere ouder blijft rouwen. In deze situaties is het voor een kind uitermate lastig om de ‘nieuwe’ partner in zijn leven toe te laten. In veel gevallen zal het die ‘moeten’ afwijzen uit loyaliteit aan de andere ouder. Het verlies is dan extra groot, want met het afwijzen van de ‘nieuwe’ partner verliest het veelal ook een stuk band met die betreffende ouder. Het kind voelt zich doorgaans verscheurd. Het wil dolgraag weer een gezin vormen maar mag hieraan niet deelnemen omdat het dan voor zijn gevoel de ‘andere’ ouder in de steek laat.
In het slechtste geval verliest het de band met de ‘gezonde of evenwichtige ouder’ en blijft het achter met de ‘kind’-ouder, die vooral zorg vraagt, maar vanuit zijn vastzitten in pijn, geen sturing of ouderlijke liefde kan geven. Op dit moment is het kind in zekere zin wees geworden oftewel ‘Remi’.
Conclusie: De rekening gepresenteerd!
Kinderen van gescheiden ouders staan sceptischer tegenover relaties. Ze verwachten nooit een goede partner te vinden of verwachten in de steek gelaten te worden:
- Het kind concludeert dat op basis van het stuklopen van het huwelijk van zijn ouders.
- Het kind heeft door de gescheiden, ruziënde ouders het gevoel gekregen dat er niet van hem gehouden kon worden (verstoorde hechting)
- Het kind geeft zichzelf de schuld van de scheiding en verwacht dat hij het opnieuw zal verprutsen.
- Het kind heeft uit zelfbescherming tegen de pijn van de scheiding en het verlies van de liefde van de ouders, zich ontrokken aan het aangaan van verbindingen. Je kunt dat bindingsangst of verlatingsangst noemen, voor mij liggen die in elkaars verlengde. (verstoorde hechting)
- Het kind heeft door de zorg voor een van de ouders onvoldoende zijn eigen identiteit en grenzen kunnen ontwikkelen waardoor het kiest voor partners die fysiek of emotioneel mishandelend of verwaarlozend zijn. (zie ook de boeken: Als hij maar gelukkig is of Het monsterverbond)
Het goede nieuws
Een kind is flexibeler dan je misschien denkt en een verstoorde hechting kan hersteld worden. Door zowel de ouders als toekomstige partners. Daarbij doen heel veel gescheiden ouders het wel goed. Ze hebben aandacht voor de positie en gevoelens van hun kinderen en ze slagen erin elkaar te blijven respecteren en met elkaar samen te werken in het belang van hun kinderen.
En voor nu een ontroerend liedje om dit artikel mee af te sluiten. Het verwoordt naar mijn idee de kernbehoefte van een kind en mens aan onvoorwaardelijke liefde en geborgenheid krachtig met: “Mag ik bij jou schuilen.”
Geef een reactie