Enige tijd geleden woonde ik een symposium over parentificatie bij, een onderwerp dat dagelijks in mijn praktijk een thema is. De dagvoorzitter opende het symposium met de woorden “parentificatie is een keuze” en dat riep zowel in de zaal als bij de sprekers verontwaardiging op. Wanneer een kind de ouderrol op zich te neemt, is dat geen keuze, maar noodzaak.
Elk kind wil diep in zijn hart kind mogen zijn.
Wat is parentificatie?
Het woord is terug te herleiden naar het Engelse woord ‘parent’. In het geval van parentificatie is er sprake van een rolverwisseling tussen ouder en kind op één of meerdere vlakken. Het kind vervult taken en krijgt verantwoordelijkheden die bij een ouder horen, het mag geen kind zijn, en moet de geprojecteerde verwachtingen van zijn ouders waarmaken.
Grofweg kunnen we een onderscheid maken tussen praktische (instrumentele) en emotionele taken en verantwoordelijkheden.
Praktische taken
Hierbij kun je denken aan: het huishouden doen, koken, broertjes en zusjes verzorgen en naar school brengen, de administratie regelen, een ouder verzorgen en meegaan op doktersbezoek, enzovoort. Hoewel het voor de ontwikkeling van een kind voordelen kan hebben als het de taken in een huishouden leert, zou het enkel moeten gaan om ‘meehelpen’.
Wanneer ik over praktische parentificatie spreek, dan bedoel ik dat een kind een te grote verantwoordelijkheid krijgt op een te jonge leeftijd en dat de taken interfereren met zowel zijn emotionele, psychologische en cognitieve ontwikkeling. Bijvoorbeeld doordat het kind niet of nauwelijks toekomt aan het maken van huiswerk, dagdromen, contact met vrienden of hobby’s of doordat het zo’n drukke agenda heeft dat het al jong overbelast raakt (burned-out).
Emotionele taken
In dit geval is het kind de steunpilaar en praatpaal van de ouder. Het vervult de rol die normaliter een partner, opa of oma of goede vriend/vriendin zou vervullen. Het krijgt dingen te horen die belastend zijn, waar het te jong voor is, die beangstigend zijn of die het kind in een loyaliteitsconflict brengen. Een voorbeeld hiervan is een ouder die zijn relatieproblemen bespreekt, die zijn angsten en problemen deelt, die emotioneel heftig kan reageren of die zelfs kenbaar maakt niet meer te willen leven. Een kind zal zich in zo’n situatie emotioneel afstemmen op de ouder en eigen gevoelens en behoeften terzijde schuiven.
Een bijzondere vorm van parentificatie: het ‘tweede generatie trauma’ kind. Dit zijn kinderen wiens ouders bijvoorbeeld oorlogsslachtoffer zijn. De tragiek van de ouders overnemen is ook een vorm van parentificatie. Het kind heeft hierdoor bijvoorbeeld als overtuiging: ik mag niet gelukkig zijn.
Is parentificatie een keuze?
Daar was ik al heel duidelijk over. Nee! Een kind kan niet anders.
Vanuit een biologisch perspectief zijn wij mensen gericht op overleving. Wil een kind overleven dan is het cruciaal dat het door zijn ouders niet verlaten wordt. Intuïtief doet het alles wat daarvoor nodig is. Ook als dat betekent dat het niet toekomt aan zijn eigen primaire behoeften en gevoelens.
Overleven is belangrijker dan gelukkig zijn
Vanuit de psychologie spreken we van adaptie. Een kind past zich aan de situatie aan. Het doet dit vanuit zijn aard, temperament en mogelijkheden. Dat is niet hetzelfde als een keuze. Het ene kind zal op de thuissituatie en de behoefte van de ouders reageren door zelf de ouderrol op zich te nemen, een ander kind gaat misschien juist gedragsproblemen vertonen. Een kind is hoe dan ook loyaal aan zijn ouders! Het blijft geven en kan zich niet afsluiten voor de behoeften van zijn ouders.
Is parentificatie schadelijk?
De ernst of mate van parentificatie kun je op een spectrum zien, van beetje een tot heel extreem, bijvoorbeeld in de vorm van het innemen van de partnerrol, wat ‘spoucification’ wordt genoemd.
Parentificatie schijnt geen of weinig problematische gevolgen te hebben als het tijdelijk is, het kind daarnaast ook kind mag zijn, het erkend wordt voor zijn zorg en hulp en het er een gevoel van trots aan kan ontlenen. Het wordt, zoals ik hierboven al aanstipte zorgelijk als het interfereert met de ontwikkeling van het kind, als het kind wordt afgewezen in zijn kind-zijn en de behoefte of (geprojecteerde) wensen van de ouder belangrijker zijn dan de noden van het kind. Des te minder het kind ruimte krijgt om te reflecteren op zijn eigen behoeften, des te groter de kans op problematische gevolgen van parentificatie.
Vier soorten van parentificatie:
We kunnen grofweg een onderscheid maken in vier soorten van parentificatie, elk met zijn eigen dynamiek en gevolgen:
- Het verzorgende kind. Dit is vaak de oudste dochter. Zij neemt zowel de emotionele als praktische zorg over wanneer de ouders dit niet kunnen. Dit kind vindt het later in het leven lastig om hulp te vragen. Ze kent haar behoeften en emoties vaak slecht en kan ze moeilijk uiten. Ze houdt zich groot en sterk en is vaak wat verbitterd, omdat ze het gevoel heeft dat mensen enkel van haar profiteren en niemand voor haar wil zorgen.
- Het perfecte kind. Dit kind past zich aan alles aan. Het vervult de verwachtingen en de behoeften van de ouders en probeert vooral niet tot last te zijn. Dit kind heeft nogal eens het idee dat ze geliefd wordt om wat ze doet en presteert, niet om wie ze is. Ze schermt zichzelf af, vermijdt conflicten en houdt haar emoties onder controle.
- Het zwarte schaap. Dit zie je vaak als er veel spanning is tussen de ouders. Dit kind leidt de aandacht van de ouders af naar zichzelf af door ongewenst gedrag te vertonen. Je ziet de dynamiek ook in gezinnen met een ouder met narcistische trekken, waarbij het ene kind het perfecte kind is en het andere het zwarte schaap. Het kind kreeg vaak verwijten naar zijn hoofd geslingerd, heeft hierdoor vaak moeite met vertrouwen en het functioneren in een groep. Het groeit op met het idee waardeloos en onbemind te zijn, het heeft de overtuiging dat het niemand nodig heeft en het zelf moet kunnen. Het komt vaak over-assertief over en houdt daarmee anderen op afstand.
- Het kind dat moet blijven. Dit kind wordt door zijn ouders klein gehouden. Ouders vinden het lastig om het los te laten vanuit hun eigen angsten. Het is vaak een nakomertje, de jongst in de rij of enig kind. Dit kind heeft vaak zijn autonomie uitgesteld, heeft vaak weinig inzicht en contact met eigen gevoelens en behoeften, is angstig en onzeker en blijft hierdoor afhankelijk van de ouders, zelfs vaak nadat het trouwt.
Welke factoren vergroten de kans op parentificatie?
Uit het symposium kwamen de volgende risicofactoren naar voren:
- Wanneer er bij één van de ouders sprake is van trauma, verlies, stress, een migratieachtergrond (de ouder leunt dan mogelijk meer op het kind vanwege bijvoorbeeld taalproblemen) of psychische problematiek (bijvoorbeeld een narcistische of borderline persoonlijkheidsstoornis. Meer hierover in mijn blog Kopp op).
- Het temperament van het kind. Is een kind sensitief dan zal het eerder de behoefte van de ander oppikken.
- Ziekte van een van de ouders of van het kind.
- De ouder is zelf geparentificeerd. De ouder kan dan bijvoorbeeld heel boos worden als het kind zich wil separeren (losmaken). Een bekend voorbeeld is de kasboekmetafoor waarbij de ouder als het ware bijhoudt wat hij/zij allemaal voor het kind gedaan heeft en het kind ondankbaarheid als verwijt krijgt, wanneer het tegen de wens van de ouder in gaat. Daarnaast heeft de ouder door zijn eigen parentificatie niet geleerd hulp te vragen aan anderen. Door dit onvermogen zal een kind eerder door de ouder belast worden om te helpen.
- Pre- en dysmaturiteit: het kind is bij geboorte klein en heeft een te laag geboortegewicht.
- Onveilige hechting van het kind.
De rol van hechting
Hechting verloopt veilig wanneer er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, namelijk voeding, veiligheid en zekerheid. Het is heel belangrijk dat een ouder veilig, responsief, betrouwbaar en sensitief is in het contact met zijn kind.
Speciale aandacht verdient het belang van het spiegelen van de emoties en behoeften van het kind.
- Veilige spiegeling: de reactie van de ouders is congruent aan de emoties van het kind en de ouder kan de emoties van het kind (ver-)dragen. Hiermee bedoel ik dat de ouder niet boos wordt, in paniek raakt, verwijten maakt, de emoties van het kind bagatelliseert of dramatiseert.
- Onveilig spiegelen: de ouder kan de emoties van het kind niet verdragen (zie hierboven). De ouder reageert heftig of spiegelt niet congruent. Het kind leert hierdoor niet hoe zijn emoties te begrijpen, te verwoorden en zelf te dragen. Het zal zijn emoties, wanneer er sprake is van frequent onveilig spiegelen, naar alle waarschijnlijkheid wegduwen, inhouden of ombuigen tot een wel geaccepteerde emotie en hiermee begint al een deel van de parentificatie.
Het drama van het losmaken
Je kunt het je misschien al indenken dat het zich van de ouders losmaken, zo vanaf de pubertijd, voor een geparentificeerd kind erg complex is. Het losmaken roept niet alleen heftige reacties bij de ouder(s) op, zoals ik al eerder schreef, maar heeft ook innerlijke conflicten, schuldgevoelens en verwarring bij het kind tot gevolg. Voor, tijdens en na het losmaken kan het kind de volgende problemen tegen komen:
- neurotische problemen: hierbij kun je denken aan depressies, angsten, dwangklachten en problemen rondom zelfbeeld, vertrouwen/wantrouwen, assertiviteit en eigenwaarde
- persoonlijkheidsproblematiek: vooral de borderline en narcistische problematiek wordt in verband gebracht met een verstoorde hechting
- identiteitsproblemen
- problemen rondom emotionele coping en contact met emoties en lichaam
- verlatings- en hechtingsangst
- relatieproblemen
En dan …
Tijdens het symposium kwam naar voren dat onderzoek zou hebben aangetoond dat onder hulpverleners de overgrote meerderheid geparentificeerd is. Ik heb het juiste getal niet opgeschreven, waarschijnlijk omdat op dat moment bij mij iets geraakt werd.
Het goede nieuws: mocht je in mijn blog jezelf herkennen en hulp willen zoeken, weet dan dat de kans groot is dat degene die tegenover je zit, parentificatie aan den lijve heeft meegemaakt. Daarnaast functioneren de meeste mensen die geparentificeerd zijn redelijk tot goed op diverse terreinen, ook al zou bovenstaand lijstje misschien anders suggereren.
Het mindere goede nieuws: mensen die geparentificeerd zijn en zich daar niet van bewust zijn en daar nog niet aan gewerkt hebben, zorgen doorgaans niet zo goed voor zichzelf en te goed voor anderen. Ze lopen een verhoogd risico op het overschrijden van hun eigen grenzen waardoor ze sneller in een burn-out kunnen geraken. Daarnaast is niet elke hulpverlener zich bewust van zijn parentificatie en hierbij geldt vaak: is iets nog een blinde vlek voor jezelf, dan herken je die in een ander misschien ook minder goed, oftewel:
Een gids kan je enkel de plekken tonen die hij kent.
Mocht je nog meer willen lezen over parentificatie dan zijn de boeken Het drama van het begaafde kind van Alice Miller en Niemandskinderen van Carolien Roodvoets aanraders. Over dit laatste boek heb ik een driedelige blog geschreven met als titel De verborgen weeskinderen.
Wil je graag af en toe op zoek gaan naar je eigen blinde vlekken 😉? Abonneer je dan op mijn blog via onderstaand inschrijfformulier en je ontvangt een persoonlijk bericht van mij wanneer een nieuw artikel online gaat.
blog
Geef een reactie