We hebben allemaal wel iets waar we een beetje dwangmatig in zijn. In die zin is de scheidslijn tussen pathologisch en gezond functioneren niet keihard, maar eerder vloeiend, zoals op een dimensie. Misschien orden jij jouw boeken op alfabet, vind je het fijn als de handdoeken symmetrisch op het rek hangen, of controleer jij wel eens of je jouw portemonnee, telefoon en huissleutels bij je hebt. Een dwang wordt pas een probleem wanneer je het zelf als zodanig ervaart of wanneer jouw omgeving zich over jouw gedrag begint te beklagen.
Mijn dwang stoort me
Een dwangstoornis, ook wel obsessieve compulsieve stoornis (OCS) genoemd, is een aandoening die je in de weg zit bij je dagelijks functioneren. Je ervaart hinderlijke angst, onrust of spanning door bepaalde gedachten of je ‘moet’ handelingen uitvoeren die veel van jouw tijd in beslag nemen, zoals het controleren van het gasfornuis of het licht.
Een dwangstoornis wordt door de meesten ervaren als egodystoon. Dit wil zeggen dat je beseft dat jouw gedachten niet kloppen, irreëel zijn. Je hebt het gevoel dat je geen controle hebt over die gedachten en handelingen. Je kunt ze ervaren als opgedrongen en onvrijwillig.
Mijn omgeving kan er wat van
Sommige dwanghandelingen worden als egosyntoon ervaren. Dit betekent dat degene die ze uitvoert dat in volledige harmonie met zichzelf doet en het dus niet als probleem ziet. Wanneer een dwangstoornis egosyntoon is, is er doorgaans sprake van een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis (ook wel OCPS).
Bij een OCPS is het vooral de omgeving die er last van heeft. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan het clichématige beeld van de huisvrouw die dagelijks poetst en boos wordt als haar partner of kinderen iets vies maken. Een ander bekend beeld is dat van de verzamelaar. Zijn verzamelwoede, ook wel hoarding disorder genoemd, veroorzaakt vaak bij zijn dierbaren overlast en stress, terwijl de verzamelaar zijn gedrag juist ervaart als iets noodzakelijks.
Onder mensen met een autisme spectrum stoornis komen ook vaak dwanghandelingen voor. Deze groep vaart daar soms wel bij. Het helpt ze de complexiteit van hun omgeving te ordenen en prikkels te verminderen. Het geeft ze houvast vanuit een behoefte aan controle en structuur.
De drang tot volledigheid
In zijn boek Vals Alarm beschrijft Menno Oosterhoff, psychiater en zelf lijdend aan een dwangstoornis, de vele aspecten van de aandoening op een zowel professionele als persoonlijke manier. Dat de stoornis meer omvat dan enkel de drang om te controleren of je jouw deur wel op slot hebt gedaan, blijkt al uit de dikte van het boek en het feit dat hij eerlijk beschrijft hoe moeilijk het was om het boek te schrijven, vanuit de wetenschap dat het nooit volledig zou zijn. Mensen met een dwangstoornis kunnen volgens hem slecht omgaan met onvolkomenheden. “Ze zijn pas rustig bij volkomen zekerheid, schoonheid of ordelijkheid. Die bereik je nooit, dus is er voortdurende onrust.”
Dit lijkt op ‘gewoon’ perfectionisme. Toch ligt de oorzaak niet in de angst om fouten te maken, maar in het proberen op te heffen van een innerlijke onrust die ontstaat door het besef dat iets onvolledig is. Dat er nog eindeloos veel mogelijkheden zijn, of zijstraten die je nog niet hebt onderzocht, of benoemd. Dwang is dus te onderscheiden in angstige dwang (harm avoidence) en onrustige dwang (just not right feelings of feeling of incompleteness).
De twee gezichten van dwang
Een dwangstoornis kun je onderscheiden in dwanggedachten (ook wel obsessies genoemd) en dwanghandelingen (ook wel compulsies genoemd). Onderstaand schema (grotendeels uit het boek overgenomen) licht dit verder toe:
Obsessie |
Compulsie |
Innerlijke beleving, gedachte of impuls | Innerlijke of uiterlijke handeling |
Verontrustend, maakt onrustig, beangstigend | Geruststellend, herstellend, rechtzettend |
Onrust of angst waar je vanaf wilt | Actie om van de onrust of angst af te komen |
Passief (je krijgt ze) | Actief (je doet ze) |
Niet te verdragen | Niet tegen te houden |
Je wordt erdoor in beslag genomen | Je bent er overmatig mee bezig |
Te vergelijken met jeuk of pijn | Te vergelijken met krabben of pijnstillers |
Heeft het karakter van een oh jee … gedachte | Heeft het karakter van een controlerende handeling, bijvoorbeeld zoeken, controleren. |
Inhoudelijk kan de dwang over van alles en nog wat gaan. Dit opnoemen zou ondoenlijk zijn. Bovendien kan de inhoud van een dwang per persoon verschillen en bij één persoon ook door de tijd heen verschillen. Een mooi voorbeeld daarvan is de ziekteangststoornis. Iemand die daar aan leidt, heeft steeds een andere dwanggedachte, bijvoorbeeld: ik heb iets aan mijn hart, ik heb een tumor, ik heb een ongeneselijke ziekte. De gedachte (obsessie) roept angst op en door naar de huisarts te gaan om zich te laten onderzoeken en te laten geruststellen (compulsie) neem de angst weer tijdelijk af.
Is een dwangstoornis een angststoornis?
Nee! In de DSM IV-R viel de dwangstoornis nog wel onder de angststoornissen. In de huidige DSM V (psychologisch classificatie systeem) staat de stoornis op zichzelf. Ik denk dat dit een verbetering is, aangezien hierdoor ook de onrustige dwang daardoor erkenning krijgt.
Er is echter wel overlap met de angststoornis. Ook bij de dwangstoornis kan het namelijk om een gedachte (voorstelling of beeld) gaan die angst oproept, net als bij bijvoorbeeld agorafobie of een sociale angststoornis.
Daarnaast is, net als bij een angststoornis, sprake van angst reducerend gedrag. Iemand met agorafobie zal proberen drukke ruimtes te vermijden uit angst flauw te vallen. Iemand met een dwangstoornis probeert zijn angst of onrust ook aan te pakken door handelingen uit te voeren. Neem bijvoorbeeld iemand met smetvrees. Deze persoon zal uit angst voor besmetting met bacteriën steeds zijn handen wassen of in publieke ruimtes vermijden iets aan te raken.
Bij verslaving is ook sprake van een obsessie (het voortdurend denken aan het middel) en compulsie (het gebruik van het middel) Daarnaast heeft de dwangstoornis met verslaving gemeen dat het uitvoeren van de compulsie leidt tot vermindering van onrust of spanning op de korte termijn, maar op de lange termijn de obsessie alleen maar versterkt. Je wordt dus door het uitvoeren van de dwanghandeling er in feite steeds afhankelijker van omdat je de dwanggedachte niet corrigeert, maar juist bevestigt door middel van de handeling. Bijvoorbeeld: als ik niet gecontroleerd zou hebben of het gas uit was, zou er misschien iets ergs zijn gebeurd.
Voortdurende onrust
Samenvattend is het belangrijkste kenmerk van een dwangstoornis onrust. Deze onrust is te onderscheiden in angstige onrust en meer onhebbelijke onrust, die wellicht beter te omschrijven is als onbestemd of kriebelend.
Bij dwang ervaar je vaak onrust die totaal onlogisch of overbodig is. Die onrust laat je rare dingen doen, terwijl je doorgaans weet dat je dwang (-gedachte of -handeling) niet logisch is. Dat verstandelijke besef is echter vaak weerloos tegenover die gekmakende onrust.
Hoewel het dikwijls zo is dat een dwanghandeling het gevolg is van een dwanggedachte, kan de volgorde ook andersom zijn. Je kunt voelen dat je een bepaalde handeling ‘moet’ doen. Menno beschrijft het voorbeeld waarbij hij een notitieblaadje niet kan vinden. Hij voelt de drang (compulsie) om het te zoeken. Er is geen sprake van een angstgedachte, maar van iets, wat ik zou willen omschrijven als, een onrustig ‘het klopt niet’ gevoel. Het ‘moet’ simpelweg gevonden worden. Hoewel hij erkent dat soms door de drang alsnog een zorgelijke gedachte kan ontstaan zoals: als ik het blaadje niet vindt, dan gebeurt er misschien iets ergs.
Tips bij het bestrijden van dwang volgens Menno
Menno geeft in zijn boek ook advies hoe je de dwangstoornis kunt aanpakken. Hieronder een geciteerde greep daaruit. Ik kan je echt het boek aanraden als je op zoek bent naar volledigheid.
- Spreek duidelijk en streng jouw dwang toe en wees lief voor jezelf. Oftewel geef de dwang geen ruimte;
- Wapen je tegen smoezen die jouw dwang zal bedenken en waarmee hij je probeert aan te sporen het toch te doen;
- Beloon jouw dwang niet door er aan toe te geven. Net als een schooiende hond zal het dan erger worden;
- Je moet handelen op basis van kennis, niet vanuit gevoel. Jouw dwang negeren zal niet goed voelen en waarschijnlijk schreeuw je onbewust moord en brand. Toch is mijn advies en dat zeg ik heel zelden: “Negeer jouw gevoel, het klopt niet!”
Mijn benadering van dwang
- Net als Menno ben ik een groot voorstander van het benoemen van de dwang als iets in jou. Dit komt voort uit mijn achtergrond met voice dialogue en focussing. Op deze manier voorkom je dat je je ermee vereenzelvigt. De dwang is een deel van jou, je bent echter niet jouw dwang! Knoop dit goed in je oren.
- Geef jouw dwang een naam. De minst creatieve naam is uiteraard mijn dwang. Leef je uit! De volgende stap kan zijn dat jij je voorstelt hoe die kant eruit ziet. Als het een persoon zou zijn, is het dan een man of vrouw, hoe oud is die persoon, welke woorden gebruikt die persoon en welke toon slaat hij/zij aan? Op deze manier ga je leren een onderscheid te maken tussen gewone gedachten en dwanggedachten.
- Stel je nu eens voor dat je jouw dwang in de ogen kunt kijken. Wat zou je dan willen zeggen? Nee, vraag nu niet waarom. Je vraagt aan een hinderlijke mug of wesp ook niet waarom. Je jaagt hem weg of slaat hem dood. Althans, dat zou ik doen.
- Ga niet met jouw dwang in discussie. Wees kort en bondig. Jouw dwang is namelijk verbaal sterk, je gaat het niet winnen met argumenten. Je wint het door beslist te klinken, zoals je tegen een kleuter zou spreken: “Nee, je krijgt geen ijsje. NEE … omdat ik dat zeg!”
Vooruit dan, waarom heb jij last van een dwangstoornis?
Bij het ontwikkelen van een dwangstoornis spelen erfelijke componenten een rol. Er is sprake van een predispositie oftewel kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van dwang. De meeste mensen met een dwangstoornis hebben wel een familielid die wat dwangmatig of angstig is.
Daarnaast speelt stress bij het ontwikkelen van de dwangstoornis een rol. De meeste mensen herinneren zich nog wel hun eerste dwangstoornis en vaak begon deze in een emotionele periode of in reactie op een of meerdere ervaringen die als traumatische werden ervaren. Stress grijpt altijd in op de plek die het meest kwetsbaar is. Dat kan een lichamelijke kwetsbaarheid zijn (hoofd-, buik-, schouderpijn) of een psychische kwetsbaarheid (dwang, depressie, angst, verslaving).
Wanneer de stress afneemt, zien we soms -hoewel niet altijd- een afname van de dwangklachten. We zien die afname niet wanneer de dwang een obsessie en zorg op zichzelf is geworden. In die zin kan een dwangstoornis dus secundair zijn, hiermee bedoel ik dat de dwangstoornis het gevolg van stress is (uitputting, zorgen, spanning etc.) of primair. Als een dwangstoornis primair is dan is de stoornis de bron oftewel oorzaak van stress geworden.
Er valt nog zoveel te zeggen
Mijn blogs zijn nooit volledig. Dat realiseer ik me maar al te goed. Vaak kriebelt het nog wanneer ik besluit het artikel af te ronden. Ik heb nog niet alles gezegd. Ik maak me zorgen over de juistheid en volledigheid van wat ik schrijf. De wetenschappelijke inzichten gaan sneller dan ik kan lezen en typen en zoals dat met wetenschap gaat, spreekt het ene onderzoek het andere weer tegen.
Ik lees zelden mijn blogs terug. Soms doe ik dat omdat ik een cliënt een bepaalde blog wil adviseren en even wil controleren of ik nog steeds achter de inhoud sta. Ik zie dan vaak dingen, los van de typefouten, die ik wil veranderen. Ik doe het niet. Ik wil niet toegeven aan die dwang, want ik weet: als ik daarmee begin, schrijf ik nooit meer een nieuw artikel, dan blijf ik mezelf eindeloos herschrijven.
Vind jij het fijn om kennis over psychologie ’te verzamelen’? Voel je wel eens onrust of angst, omdat je de gedachte: dat je aan een psychische stoornis lijdt, niet uit jouw hoofd krijgt? Schrijf je dan in voor mijn blog en ik houd je per e-mail op de hoogte van het verschijnen van mijn nieuwe artikelen. Uiteraard mag je dat ook zelf controleren 😉
Geef een reactie