Ken je dat, dat je denkt, vroeg of laat val ik door de mand? Je doet altijd ontzettend je best om te bewijzen dat je iets kunt, maar diep van binnen geloof je niet in jezelf. Successen wijd je aan toeval, complimenten sla je in de wind, terwijl je over gemaakte of te verwachten fouten eindeloos kunt piekeren. Je wacht op het moment dat het mis gaat en misgaan zal het, dat weet je zeker, dat is een kwestie van tijd. Dit fenomeen wordt het oplichterssyndroom genoemd. In mijn praktijk spreek ik echter van het ‘niemand weet dat ik repelsteeltje heet ’ fenomeen.
Wat is het oplichterssyndroom?
De term stamt af van het Engelse imposter syndrome dat in 1978 voor het eerst werd gebruikt in een artikel van klinisch psychologen Pauline Clance en Suzanne Imes. Het is een term die je niet in de DSM-V zult tegenkomen, aangezien het hier niet een psychische aandoening betreft. Iedereen kan in meer of mindere mate het gevoel ervaren een oplichter te zijn.
Het oplichterssyndroom beschrijft een respons op bepaalde gebeurtenissen of prikkels, waarbij de betreffende persoon niet in staat is om zijn prestaties te internaliseren. Anders gezegd: iemand bouwt geen zelfvertrouwen op rondom een bepaalde vaardigheid of eigenschap ondanks eerder geboekte successen en weet zijn prestaties niet op waarde te schatten.
Het is een probleem van vrouwen
In de literatuur wordt het fenomeen vaak aan vrouwen gekoppeld. Vrenili Stadelmaier (bedrijfskundige en coach) beweert dat met name succesvolle vrouwen hier last van zouden hebben.
Ik vermoed dat de verklaring hiervan onder andere ligt in het socialisatieproces. Vrouwen krijgen van jongs af aan vaker de boodschap dat ze bescheiden behoren te zijn. Bovendien worden eigenschappen als daadkracht, onafhankelijkheid, competitie, assertiviteit, zelfvertrouwen en dominantie nog vaak als mannelijk gezien. Begeeft een vrouw zich op dit terrein, dan zal ze mogelijk intrinsiek er niet op durven te vertrouwen dat ze deze eigenschappen werkelijk bezit.
In mijn praktijk zie ik echter evenredig veel mannen die met dit syndroom worstelen. Is dit het gevolg van het vervrouwelijken van de man? Durven ook mannen steeds minder uit te komen voor hun kwaliteiten of durven ze zich juist meer uit te spreken over hun onzekerheid?
Een kwestie van zelfvertrouwen
Uiteraard speelt bij het oplichterssyndroom opvoeding een rol. Wanneer je van thuis uit de boodschap kreeg: “Toe maar, probeer het maar!” zul je mogelijk meer lef en zelfvertrouwen hebben ontwikkeld. Het omgekeerde geldt ook. Kreeg je vaak de boodschap: “Dat kan jij toch niet”, dan zal je deze boodschap mogelijk geïnternaliseerd hebben in een hardnekkige overtuiging. Bij de vorming van ons zelfbeeld spelen daarnaast ook boodschappen van belangrijke anderen een rol, zoals onderwijzers en leeftijdsgenoten.
Daarnaast kan een negatief zelfbeeld erfelijk zijn. Niet in biologische, maar overdrachtelijke zin. Wanneer ouders zichzelf beschouwen als minderwaardig en uitgaan van de spreuk: “Wie voor een dubbeltje wordt geboren, wordt nooit een kwartje”, zadelen ze onbewust hun kind op met een soort van erfzonde.
Maatschappelijke beelden
Naast opvoeding en het zelfbeeld van de ouders spelen ook maatschappelijke beelden en stereotypen een rol. Wanneer je je als vrouw ontplooit in een beroep dat gezien wordt als ‘mannelijk’, heb je mogelijk het gevoel dat je je meer moet bewijzen. Daarin spelen uiteraard ook collega’s en eventuele steun en de mentaliteit binnen het bedrijf een rol. Wanneer je collega’s tijdens een vergadering steeds hartelijk lachen om uitspraken die je in ernst doet, wanneer je leidinggevende je voorstellen niet serieus neemt of wanneer seksistische opmerkingen gemaakt worden, zal dat je zelfvertrouwen geen goed doen.
Uiteraard kan dit ook opgaan voor een man die een ‘vrouwelijk’ beroep uitoefent. Het komt echter minder vaak voor. Doordat vrouwelijke collega’s vaak meer steunend en tolerant zijn en doordat in onze maatschappij, ook nu nog, een functie aan status lijkt te winnen, zodra een man deze uitoefent, waardoor hij automatisch meer respect krijgt.
Van arbeider tot dokter
Wat jouw afkomst is, maakt wel degelijk verschil. Word je bijvoorbeeld geboren in een arbeidersgezin, dan heb je vaak te maken met stereotype verwachtingen van je omgeving en kan het zijn dat je zowel door je ouders als door docenten minder gestimuleerd wordt om boven het opleidingsniveau van je ouders uit te stijgen. Toegegeven, dit speelt tegenwoordig minder openlijk, maar toch nog wel degelijk op de achtergrond en misschien onbewust mee.
Wanneer je je ouders voorbijstreeft en ‘boven’ je milieu uitgroeit, kan dat enerzijds je ouders vervullen met trots, aan de andere kant kan het je ook een eenzaam en vervreemdend gevoel geven. Je merkt misschien op dat je noch met je ouders noch met je ‘oude’ vrienden over je opleiding of werk kunt praten. Misschien ervaar je ook wat jaloezie vanuit je omgeving. Het overeind houden van je zelfvertrouwen kost meer moeite wanneer het niet door je omgeving gevoed wordt of wanneer je ‘anders’ voelt.
Groeipijn
Maak je een te snelle ontwikkeling door, dan kan dat resulteren in groeipijn. Zoals jongeren bij een snelle groeispurt dit letterlijk als pijn in hun lijf ervaren, zo kan soms ook je zelfbeeld achterblijven bij je intellectuele en beroepsmatige ontwikkeling.
Neem bijvoorbeeld iemand die als junior in een bedrijf komt. Zo direct na je opleiding komt er veel op je af. Je werkt hard om je kwaliteiten te ontwikkelen en aan te tonen dat je je functie waardig bent. Je werkgever ziet veel in je en binnen de kortste keren krijg je promotie en daarmee zwaardere taken met meer verantwoordelijkheid. Jouw werkgever is ervan overtuigd dat je het aankan, je collega’s prijzen je om je resultaten, maar een innerlijk stemmetje ziet het heel anders en fluistert je toe dat zij zich in je vergissen en je wordt met de dag angstiger om een catastrofale fout te maken. De stress die daarbij ontstaat is de figuurlijke pijn die bij deze groei hoort.
De type A persoonlijkheid
Binnen de psychologie zijn verschillende onderverdelingen in persoonlijkheidstypen te vinden. Ik licht in het kader van deze blog er één specifiek uit, omdat dit type naar mijn idee een grotere kwetsbaarheid heeft voor het ontwikkelen van het oplichterssyndroom.
De theorie over de type A en B persoonlijkheid werd ontwikkeld door de cardiologen Friedman en Rosenman. Iemand van het type A is onder andere:
- Extravert
- Ambitieus
- Georganiseerd
- Statusbewust
- Gevoelig
- Ongeduldig
- Angstig
- Proactief
- Altijd bezig met tijdmanagement
- stressgevoelig
Iemand met een type A vergelijkt zichzelf meer met anderen, is gevoelig voor de mening van anderen, vindt status belangrijk en is angstiger voor een slechte afloop. Voor iedereen die zich hierin herkent de volgende spreuk:
Des te hoger de lat, des te groter de hoogtevrees.
Wil je meer over dit persoonlijkheidstype lezen, klik dan op deze link
ADHD doet ook mee
Hoewel er inmiddels, doordat het in de media een populair onderwerp is, bij velen best veel bekend zal zijn over de kenmerken van ADHD, weten weinigen dat iemand met ADHD een afwijkende beloningssensitiviteit heeft.
Uit onderzoek blijkt dat mensen met ADHD:
- meer extrinsieke beloning nodig hebben,
- gevoeliger zijn voor directe kleinere beloningen dan voor grotere beloningen op de lange termijn,
- een grotere behoefte hebben aan een continue bekrachtiging van hun gedrag
- minder actieve beloning gerelateerde hersengebieden hebben (zo blijkt uit onderzoek).
Het zou dus heel goed kunnen dat iemand met ADHD gevoeliger is voor oplichtergevoelens doordat hij of zij minder goed in staat is om door bepaalde types van beloning en bevestiging eigenwaarde op te bouwen en een hogere dosis beloning en bevestiging nodig heeft om op hetzelfde niveau van eigenwaarde te komen als een persoon zonder ADHD.
Ik krijg de indruk dat deze onderzoeksgegevens nog redelijk nieuw zijn en mogelijk niet op iedereen met ADHD betrekking hebben.
Conclusie
Ik heb geen pasklaar antwoord op de vraag: “Hoe kom ik van dit oplichterssyndroom af?” Hopelijk heb ik je met deze blog wat inzicht gegeven in de mogelijke oorzaak en je daarmee handvatten gegeven hoe ermee om te gaan. Ook voor dit syndroom geldt mijns inziens: accepteer jezelf en praat er met anderen over. Daarmee heb je de belangrijkste stap in het doorbreken van jouw oplichtersgevoelens gezet, want:
Iemand met een oplichterssyndroom bedriegt niemand, behalve zichzelf.
Heb je behoefte aan meer handvatten, meer inzicht of vind je het leuk om gewoon af en toe iets over psychologie te lezen? Meld je dan aan en je krijgt een persoonlijk bericht van mij wanneer een nieuwe blog verschijnt.
Geef een reactie