Autonomie staat voor zelfstandigheid en zelfbeschikking. Dat klinkt mooi. We zijn echter, zo is mijn stelling in deze blog, doorgeslagen in het najagen van autonomie, met alle gevolgen van dien. Vandaar dat ik een nieuw begrip lanceer: het autonomie syndroom. Het is geen bestaand psychologisch begrip, maar een bedachte term voor een dwangmatige hang naar autonomie.
De doe-het-zelver
Ik vraag me af of dit woord in andere talen ook bestaat? Het klinkt als een typisch Nederlands fenomeen, want we letten graag op de centjes. Als we het zelf kunnen, dan besparen we op het inhuren van een ‘dure’ kracht. Slaan we daarin door, en dan bedoel ik het doe-het-zelven in een brede zin, dan resulteert dat in een steeds grotere individuele belasting en kan deze vorm van onafhankelijkheid zelfs leiden tot vereenzaming.
Kopje suiker
Er was eens een tijd waarin buren zonder aarzeling bij elkaar langs gingen om een kopje suiker te halen of bijvoorbeeld gereedschap te lenen. Ik wil niet beweren dat niemand dat meer doet, maar ik denk, dat zeker in de grote steden, dit een groeiende zeldzaamheid wordt.
Ik woon in een flat en vind het leuk om met mijn flatgenoten af en toe een praatje te maken. Zo sprak ik onlangs een van mijn buren over hoe hij de lockdown beleeft. Hij vertelde me het als eenzaam te ervaren. Gelukkig had hij na enig aandringen van zijn werkgever toestemming gekregen om eens per week naar kantoor te mogen.
Hij vertelde me ook dat zijn verjaardag een beetje in het water was gevallen. Elk jaar ging hij met een bevriend gezin schnitzels in Duitsland eten op zijn verjaardag. Hoewel daar de horeca, in tegenstelling tot hier, ten tijde van zijn verjaardag nog open was, wilde het gezin dit jaar, vanwege Corona, geen stap over de grens zetten. Hij besloot dus maar biefstukken te laten leveren, maar ontdekte een tekort aan serviesgoed. “De Action was toen gelukkig nog open”, grapte hij. Ik zei verwonderd: “Dat had je toch van mij kunnen lenen!”. Daar had hij niet bij stilgestaan.
De helper
Wist je dat je van het helpen van een ander gelukkig wordt? Uit onderzoek blijkt dat er een ‘geluksstofje’ wordt aangemaakt, vergelijkbaar met dat wat je ervaart tijdens een heerlijke maaltijd of een fijne knuffel. Met het helpen van een ander is dus niks mis. Door zijn hang naar autonomie had mijn buurman onbewust mij de kans op dat geluksgevoel ontnomen.
In mijn praktijk spreek ik dagelijks hele hordes enthousiaste helpers. Ze staan voor iedereen klaar, zeggen nooit ‘nee’ en leven met iedereen mee. Je zou denken dat deze mensen uitermate gelukkig zijn, dus waarom gaan ze dan naar een psycholoog? Omdat ze geen hulp of steun durven te vragen als ze zelf in het leven vastlopen.
De geblokkeerde hulpvrager
Deze groep ervaart de stap naar een psycholoog als een hoge drempel. Ze zitten dan wel tegenover mij, maar morrend. Dat morren doen ze heel vriendelijk, want ze zouden mij, vermoed ik, geen vervelend gevoel willen geven. Ze vinden dat ze onnodig klagen. Ze ervaren het als zwakte of falen dat ze zijn vastgelopen. Ze proberen ten koste van alles niet te huilen en voelen zich erover bezwaard dat ze mij om hulp vragen. Nu zeg ik natuurlijk niet: “Ik word er gelukkig van dat ik je mag helpen”, dat blijft tussen ons hè 😉
Ze zijn doorgeslagen in autonomie en hebben met elkaar gemeen dat ze vinden dat ze alles zelf moeten kunnen doen, dus ook hun problemen oplossen. Ze hanteren meestal een dubbele moraal: ze vinden dat ze een ander moeten helpen, maar tevens dat ze zelf nooit om hulp mogen vragen. Ze lijden aan het autonomie syndroom.
Wat is het autonomie syndroom?
Zoals bij elk syndroom vraagt ook dit syndroom om een beschrijving aan kenmerken en symptomen. Ik heb me uitgeleefd en de wijze waarop stoornissen in de DSM-V (psychologisch classificatie handboek) worden beschreven, overgenomen. Iemand die aan dit ‘bedachte’ syndroom lijdt:
- identificeert zich sterk met waarden die te maken hebben met autonomie: zoals zelfstandigheid, zelfredzaamheid en onafhankelijkheid;
- ervaart weerzin, schuldgevoelens of zelfs angst om bij een ander om hulp te (moeten) vragen of het afhankelijk van een ander moeten zijn;
- vindt autonomie een positieve eigenschap en afhankelijkheid een negatieve (voor zichzelf);
- meet met twee maten. Geeft hulp, maar vraagt geen hulp. Vindt dat anderen hulp mogen vragen, maar hijzelf niet en accepteert ook niet graag hulp van anderen;
- ervaart een persoonlijk taboe op vragen, klagen, delen, leunen, lenen, krijgen;
- blinkt uit in: helpen, steunen, inleven, lenen en geven;
- kan zich verliezen in angstgedachten rondom verlies van controle en zelfstandigheid, zoals: het verlies van inkomen, werk, huis en gezondheid;
- investeert veel tijd in het garanderen van zijn autonomie. Googelt, leest zelfhulpboeken of piekert over het oplossen van een probleem (inclusief medische en psychologische problemen;
- toont zich zelden kwetsbaar, is moeilijk te leren kennen en draagt aan de buitenkant een ‘masker’ van vriendelijkheid, opgeruimdheid en vrolijkheid. Achter dit ‘masker’ kan iemand gebukt gaan onder angst, somberheid, moedeloosheid, eenzaamheid, wanhoop en grote vermoeidheid.
Hoe is het autonomie syndroom ontstaan?
Zoals bijna altijd is het antwoord hierop te vinden in drie verklaringen: maatschappelijke normen, opvoeding en temperament.
Ik heb het al eerder geschreven: wij leven in een typisch Westerse ik-cultuur. Individuele ontplooiing en autonomie staan in zo’n cultuur hoog in het vaandel. Het is een sterk ik-gerichte cultuur waarbij de belangen van het individu boven de verbondenheid met het collectief worden gesteld. Het is belangrijk om een mening te hebben, mondig te zijn en je eigen boontjes te kunnen doppen. De in onze maatschappij geldende normen zie je overal om je heen. In de media, zoals reclames en programma’s, overheidscampagnes, in lesmateriaal en in de politiek.
Een mooi voorbeeld is de campagne: ‘Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid’, uit de tachtiger jaren. Hierin werden meisjes gestimuleerd om een exact vakkenpakket te kiezen, met als doel de emancipatie en arbeidsparticipatie te stimuleren en ze ervan bewust te maken dat ze in de toekomst niet altijd kunnen terugvallen op een partner als kostwinner.
Inmiddels lijkt de emancipatie echter wat doorgeslagen in een teveel aan autonomie. Veel vrouwen hebben de idee dat ze alles zelf moeten kunnen. Van klussen tot het huishouden en van opvoeden tot carrière maken. Geen wonder dat een burn-out zo vaak voorkomt. Daarbij is het vangnet aan oppas-opa’s en -oma’s afgenomen. Volwassen kinderen en hun ouders wonen vaak niet meer bij elkaar in de buurt en ouderen hebben steeds langer een actieve levensstijl, waarin oppassen niet structureel ingepast kan worden.
Autonomie als een resultaat van opvoeding
Alle ouders geven hun kinderen bewust en onbewust leefregels mee. De mate waarin ouders het belang van jouw zelfstandigheid benadrukken en je stimuleren om dingen alleen te doen, zal deels bepalen in hoeverre je later dat blijft nastreven.
Er is daarnaast ook zoiets als noodgedwongen autonomie. Als je ouders om bepaalde redenen niet goed voor je kunnen zorgen, zoals vaak het geval is bij Kopp-kinderen, dan leer je al jong voor jezelf en soms ook voor je ouders, broers en zusjes te zorgen. In de psychologie noemen we dit proces parentificatie. Het kind wordt als het ware de ouder. Het leert dingen als: Ik moet het alleen doen, ik mag de ander niet tot last zijn en ik kan niet op de ander rekenen. Dit laatste zie je vooral terug bij kinderen die onveilig-vermijdend gehecht zijn aan hun ouders. Zo’n onveilige hechting is het gevolg van een jeugd waarin de belangrijkste hechtingsfiguur emotioneel niet, of niet voorspelbaar beschikbaar was voor het kind.
Temperament als een verklaring voor autonomie
De mate van extraversie en introversie speelt ook een rol in jouw neiging om hulp te vragen. Ben je meer introvert dan zal je in aanleg al meer de neiging hebben om problemen te overdenken in plaats van ze te delen. Ben je behoorlijk extravert dan zit er weinig rem op het jezelf uiten, zelfs als je het zou willen. Hierdoor genereer je vanzelf meer hulp van anderen.
Een introvert kind moet eigenlijk meer door zijn ouders gestimuleerd worden om problemen te delen en gevoelens te uiten, wil het niet vastlopen in een te grote mate van autonomie.
Autonomie versus afhankelijkheid
Een mens is in psychologisch opzicht in balans als hij het evenwicht heeft gevonden tussen autonomie en afhankelijkheid. Een teveel van het één of het ander zorgt voor psychische en vaak ook fysieke problemen en klachten, en belemmert de ontwikkeling. Om als mens te groeien hebben we de verbondenheid met anderen nodig, maar hebben we ook het gevoel nodig dat we het zelf kunnen en op onszelf kunnen vertrouwen.
En nu jij
Herken jij jezelf in deze blog? Denk dan niet dat er iets mis met je is. Autonomie is een mooie kwaliteit. Wees er trots op dat je dat hebt weten te ontwikkelen. Voelt het echter ook eenzaam? Merk je dat je jezelf overvraagt of erger, heb je wel eens een burn-out gehad? Dan zou je, om meer in balans te komen, je innerlijke ‘hulpvrager’ wat meer kunnen ontwikkelen.
Wat houd je tegen?
Ben je bang anderen te belasten? Herhaal dan nog eens in jezelf: “Door hulp te vragen, geef ik een ander een goed gevoel!” Ben je bang dat, wanneer je om hulp vraagt de ander je zal zien als zwak of kwetsbaar? Vraag jezelf eens waar dat idee vandaan komt? Ben je ooit afgewezen op het vragen om hulp? Probeer het dan eerst eens door kleine proefballonnetjes op te laten. Vraag kleine dingen, waarvan je weet dat je het aankunt als de ander eventueel ‘nee’ zou zeggen. Pakt dit goed uit, probeer dan eens iets meer te delen.
Staan er normen en waarden in de weg bij het om hulp vragen? Vraag jezelf dan eens af of je, na lezing van deze blog, nog steeds van mening bent dat je het allemaal zelf hoort te kunnen? Wat brengt je dat en wat kost je dat?
Veel succes en vergeet niet: alles waar te voor staat is teveel behalve tevreden 😉
Wil je je geheel autonoom verdiepen in psychologische onderwerpen? Schrijf je dan in en je ontvangt een e-mail en een persoonlijke toelichting zodra er een nieuw artikel op deze pagina wordt gepubliceerd.
Manon van der Laan-Vos zegt
Mooie blog, Nicole!
Ik kan me een psycholoog herinneren die mij er begin 2000 vriendelijk doch beslist op wees dat ik te veel leunde op andere mensen. Want als zij zich zouden terugtrekken, dan ging ik onderuit. Ik heb zijn advies deels naast me neer gelegd.
Gelukkig komt anno 2021 het besef dat we niets zijn zonder de mensen om ons heen.
“It takes a village to raise a child”, ik gebruik deze uitspraak bijna dagelijks.
Als autistische moeder heb ik regelmatig hulp nodig, maar ik mag mij gelukkig prijzen dat ik ook vaak zelf mensen te hulp kan en mag schieten.
Nicole Honneff zegt
Bedankt voor je reactie en mooie spreuk Manon. Er is trouwens een groot verschil tussen teveel leunen en om hulp durven vragen. Gelukkig heb jij dat verschil gezien en blijf je zowel om hulp vragen als hulp geven.
Francien zegt
Ha mooi blog en hou van de humor die je in je artikelen verwerkt. Herkenbaar in een aantal opzichten, het niet afhankelijk willen zijn om maar niet lastig gevonden te worden. Vast voor veel mensen een ding. Voor mij hangt het af van hoe de relatie is met de ander en dus in welke mate ik afhankelijk wil zijn. Hou graag enige controle;). En ik zal de buurman nog even vertellen dat hij mij vandaag een goed gevoel heeft bezorgd door mijn auto te lenen. Goede reminder!
Johan Bolt zegt
Een moeilijk mens, wie is dat niet?
Ruim een halve eeuw geleden, toen ik nog dacht gelovig te zijn gaf ik catechesatie lessen .Protest en lelijke woorden van een gereformeerde broeder over mijn lessen. Ter kerke zat ik naast hem en bood hem met een stralende glimlach een gereformeerd King pepermuntje aan. Geen herinnering aan lelijke woorden nadien. Wel een bevriende gereformeerde huisarts die zei “zoals jij praat moet je Maslow lezen.” Hij leende mij een dik boek en nadien alles gelezen over Abraham Maslow wat ik kon vinden. Dat pepermuntje werd een metafoor voor meer moeilijke mensen nadien.